In de vakantie is er meer tijd voor lezen. Drie boeken hebben deze zomer mijn gedachten verrijkt. In het vorige blog deed ik verslag van Claire Boonstra’s e-book Onderwijs van A naar Beter, dat uitnodigde tot het lezen van Martha Nusbaums Cultivating Humanity. In dit blog een verslag van de jongste publicatie van Gert Biesta, Rediscovery of Teaching.

In het onderwijsdebat staan twee partijen tegenover elkaar. De traditionelen en de modernisten. Doordat de behoudzuchtigen het conventionele model omarmen van klassikale lessen, met hiërarchie en met leerlingen die door een docent lesstof overgedragen krijgen, worden de progressieven in de hoek geduwd van de vernieuwing en de afbraak van de frontale docent, met als kenmerk het faciliteren van autonome leerprocessen. Biesta vergelijkt dit met een robotstofzuiger: docenten ontwerpen de juiste leerarrangementen, zodat de leerling zijn omgeving leert te begrijpen. De docent zendt niet meer, maar faciliteert. Daarbij is de docent verworden tot een ‘guide on the side’ of zelfs een ‘peer at the rear’, met een eindeloze stroom van individuele werkvormen. Dat lijkt het onderwijs te trivialiseren en te maken tot alleen maar een hoop werk.

Biesta wijst hierbij op de ironie. De populairste vormen van onderwijs – TED-talks, MOOC’s en YouTube tutorials worden traditioneel vormgegeven, met iemands die iets uitlegt en anderen die luisteren, kijken en leren. En bij een toespraak van Obama klaagt niemand over de afwezigheid van verwerkingsmateriaal of groepswerk. Wat is er mis met traditioneel doceren? Biesta zoekt tussen de aanhangers van traditioneel onderwijs en de moderne constructivisten naar een derde weg met een grote rol voor de docent die de leerling subject laat zijn.

Het onderwijs heeft volgens Biesta de opdracht om de leerling voor te bereiden op een bestaan in de wereld. (Burgerschaps)onderwijs moet bij de leerling nieuwsgierigheid opwekken in de ander, om samen met die ander op een volwassen manier in de wereld te leven. Het gaat er daarbij niet om wie de ander is, of wie de leerling zelf is, maar om hoe de leerling is en hoe hij zich opstelt naar de ander. De volwassen manier betekent dat de leerling de integriteit en waardigheid van de ander erkent. De mens is een subject en uniek in de betekenis van verschillend van een ander, maar ons bestaan is pas onderscheidend als de vraag gesteld kan worden: wanneer doet het ertoe dat ik er ben? Dat maakt verantwoordelijkheid tot de kern van ons zijn. 

Het traditionele onderwijs gaat uit van de leerling als object. De docent bepaalt wat en hoe hij leert. En ook hoe hij omgaat met de ander. Kan de leerling ook bestaan als subject, met verantwoordelijkheid voor de omgeving? Sommigen denken dat te bereiken door de leerlingen de vrijheid te geven om zelf betekenis te geven. Dat is volgens Biesta even gecontroleerd als het traditionele onderwijs, omdat de leerlingen aan hun eigen betekenisgeven worden overgelaten 

Om de leerling te laten bestaan als subject moet er een ontmoeting met de ander plaats vinden. Er bestaat geen ‘van buiten af’ kijken. De leerling moet ondergedompeld worden, kennismaken met de ander, waarbij alle betekenisgeving plaats vindt binnen die omgeving. Op dat moment interpreteert de leerling de ander niet, luistert hij niet naar de ander, snapt hij de ander niet, maar roept de ander bij hem een unieke subjectivering op, waarbij hij verantwoordelijk wordt. Die kennismaking met de ander, zorgt ervoor dat de leerling nadien nooit meer dezelfde is. Biesta haalt de filosoof Levinas aan die deze attitude vergelijkt met ‘liturgie’; Die is onbaatzuchtig (je verwacht niets terug) en kenmerkt zich door een offer.

Onderwijs beweegt zich hierbij tussen wat is en wat nog niet isWat is hoort bij populisme, waarbij vaste patronen worden herhaald, simpel eendimensionaal. Wat niet is hoort bij idealisme en kenmerkt zich door een grote verwachting van wat de leerling zou kunnen doen. In beide situaties is er geen vrijheid voor de leerling om zelf te acteren. Biesta gaat op zoek naar middle ground

De leerling moet in gesprek met de wereld, en dan niet een gesprek als een uitwisseling van gedachten maar op existentieel niveau, waarbij de leerling zich uitgedaagd weet door de samenleving om in actie te komen. De rol van de leraar is hierbij de rol van de dissensus, de docent die lichte verwarring schept bij zekerheden en de leerling aanmoedigt om achter de feiten te kijken en zelfs de sprong te wagen in het onbekende, gesteund door een docent die geloof heeft in de kracht van de leerling. Daarbij moet de docent de leerling losmaken van eigen wereld, laten zweven en daarbij ondersteunen. Met de docent in de rol van de dissensus wijst Biesta een interessante weg, die aansluit bij Martha Nussbaums vraag aan de docent: “Doe je er toe?” (zie blog: vakantielezen – 1/2)