Wat kan een leidinggevende in het Nederlandse onderwijs leren van een reis door Israël en Palestina? Samen met 20 andere schoolleiders bezocht ik scholen en instellingen die iets proberen te betekenen in dit door haat en wantrouwen verscheurde land. 

Israël is de veilige haven na de Shoah en is tegelijkertijd de bezetter van de West-Bank. Rabbijn Soetendorp nam ons mee naar het Holocaustmuseum Yad Vashem, waar hij ons na afloop voorging in een emotioneel Kaddisj, het gebed voor de overleden. Ik heb gelogeerd bij Palestijnen en ben in een vluchtelingenkamp geweest waar de onderdrukking en vernedering van de Palestijnen voelbaar is en waar op scholen de zelfmoordterroristen worden geëerd als helden. De verhalen van de slachtoffers van de Jodenvervolging en aanslagen enerzijds, en het onrecht van de vluchtelingen en verdrevenen anderzijds, spelen in elke discussie op. Slachtofferschap en zelfrechtvaardiging beheersen aan beide zijden vrijwel elk gesprek over mogelijke toenadering. Altijd moet eerst de ander een concessie doen. We herkenden in de reflecties de posities in conflicten binnen onze eigen scholen. En welke interventies werken dan? Gezamenlijk verkenden we de lastige positie van inter-afhankelijk leiderschap. 

Hoe ziet onderwijs er uit in zo’n uitzichtloze context? Hoe kan onderwijs in burgerschap het verschil maken? Niet elke school die we bezochten lukte dat. De haat tegen de ander is soms lesstof. Op alle scholen troffen we toegewijde leiders en docenten. Of het nu een sobere school was met alleen een krijtbord en een heldere stem, of een goed geoutilleerde school met Google screens en laptops; er werd hard gewerkt om een nieuwe generatie op te leiden en te vormen. Helaas slagen niet alle scholen erin om over de muur van tegenstellingen te reiken.
Het was leerzaam om samen op deze teleurstelling te reflecteren; oordelen we niet te gemakkelijk? En hoe doe wij dit in Nederland, op onze eigen scholen? Leren wij daar onze collega’s en leerlingen om nieuwsgierig te zijn naar de onbekende, andere mens?


In een gesegmenteerd land als Israël en Palestina is het leven in de eigen bubble aangenaam. Zowel de joden als de moslims zijn in het eigen territorium zelfverzekerd en vieren ontspannen en uitgelaten hun rituelen en feesten. Op de Tempelberg bij het Vrijdagmiddaggebed en bij de Klaagmuur bij een Bar-Mitswa voel je de trots en onbekommerde vreugde. Maar beiden leven achter een muur of in een verzegelde wijk en haten de ander. Welke opgave ligt er daarin voor leiders?
Moreel leiderschap vraagt in deze context soms om radicale keuzes die de eigen achterban niet waardeert. Hoe ben je dan leider en hoe neem je het team of je achterban mee ? Hoe inspirerend is het leiderschap? Hoe integer en dienstbaar was dat en is het duurzaam? Voor mijzelf was het oefenen in empathisch luisteren en inter-afhankelijkheid een goede oefening, met name tijdens het verblijf in het gastgezin van de Palestijnse activiste Claire, maar ook in de gesprekken over de Shoah en de soms scherpe discussies onderling.

Er zijn mensen die uit kracht putten uit hun christelijk of islamitisch geloof, of uit humanistische overtuiging, en die op kleine schaal proberen om de muren tussen de religies en volken te slechten en grenzen te verleggen. Dat zijn geen grote gebaren en het is ook geen succesverhaal, maar bij alle tegenslag en frustratie houden zij vast aan de hoop op vrede. Ik heb inspirerend  leiderschap gezien. 
Mijn school is op de goede weg als het gaat om de rol die christenen kunnen spelen in een samenleving waarin groepen tegenover elkaar worden opgezet. Dat is in Israël van een enorm andere orde dan in Nederland, maar ook ik Rotterdam en Nederland worden muren opgetrokken en is er haat, soms ook in ons eigen hart. Moreel leiderschap is hierbij geboden.